Onze expertise

Desktoponderzoek

Tijdens een desktopverkenning kan het archeologisch potentieel van een te onderzoeken gebied geëvalueerd worden na inventarisatie van de historische en archeologische gegevens, de aardkundige gegevens en de verstoringsgegevens. Op die manier kunnen aanbevelingen geformuleerd worden ten aanzien van eventueel archeologisch vervolgonderzoek.

Prospectie zonder ingreep in de bodem (boringen)

Booronderzoek laat enerzijds toe informatie te verkrijgen over het ontstaan en de evolutie van het landschap in een bepaald onderzoeksgebied. Daarnaast kan d.m.v. systematische boringen ook informatie verzameld worden over de aan- of afwezigheid, de omvang, de opbouw en de datering van archeologische sites.

Prospectie met ingreep in de bodem in rurale contexten (proefsleuven)

Meestal bestaat archeologisch vooronderzoek uit het machinaal aanleggen van proefsleuven. Concreet worden sleuven met een breedte van ca. 2m gegraven, met een tussenafstand van 10 à 15m, tot op het archeologisch relevante niveau. Via dit systeem wordt 10-12% van het plangebied onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen. Op basis van de prospectieresultaten kan worden gekozen om bepaalde zones (in een volgende fase) vlakdekkend op te graven of – indien er weinig of geen relevante archeologische sporen werden aangetroffen- het terrein vrij te geven voor de geplande werkzaamheden.

Foto: © W. De Clercq, vakgroep Archeologie en oude geschiedenis van Europa, Universiteit Gent.

Prospectie met ingreep in de bodem in stedelijke contexten (proefputten)

Net zoals in rurale contexten wordt bij een archeologische terreininventarisatie in stedelijke contexten getracht om informatie te verzamelen over de aanwezigheid, de aard en de chronologische waarde van eventuele sporen en structuren op het terrein. Om deze vragen te beantwoorden worden verschillende proefputten aangelegd, die gefaseerd uitgegraven worden tot op de onverstoorde bodem. Op basis van de gegevens die voortvloeien uit dit onderzoek wordt beslist om bepaalde zones (in een volgende fase) vlakdekkend op te graven of – indien er weinig of geen relevante archeologische sporen werden aangetroffen- het terrein vrij te geven voor de geplande werkzaamheden.

Vlakdekkende opgraving (rurale contexten)

Bij een opgraving van een rurale context worden zones van het projectgebied, die tijdens het vooronderzoek positief gewaardeerd zijn, volledig vlakdekkend opengelegd. Concreet worden deze zones machinaal afgegraven tot op het archeologisch relevante niveau. Alle aangetroffen sporen worden in grondvlak ingemeten en gefotografeerd, waarna ze gecoupeerd worden. Op die manier kan een beeld verkregen worden van de doorsnede van het spoor en kan, indien uit het vullingspakket vondsten verzameld kunnen worden, een datering aan het spoor gekoppeld worden. Op basis van alle verzamelde gegevens wordt een basisrapport opgemaakt. Hierbij wordt een wetenschappelijk onderbouwd verhaal opgebouwd rond het verleden van het betreffende terrein.

Vlakdekkende opgraving (stedelijke contexten)

Wanneer het projectgebied na het uitvoeren van een prospectie volledig of gedeeltelijk positief geëvalueerd wordt, wordt een vlakdekkende opgraving uitgevoerd. Concreet betekent dit dat de bodem gefaseerd afgegraven wordt tot op de onverstoorde bodem of -in sommige gevallen- tot op de maximale verstoringsdiepte. Alle sporen en structuren die aan het licht komen, worden in grondvlak ingemeten en gefotografeerd. In stedelijke contexten wordt zeer veel aandacht besteed aan de registratie van de verschillende ophogingspakketten en hun verband met de aangetroffen bewoningsresten. Op deze manier kan de evolutie van het terrein van de vroegste occupatie tot nu geschetst worden.